12 juni 1889
Zou al het goud en marmer van de mooiste huizen kunnen wedijveren met de echte kathedraal van het leven die mijn vriend Michel Edmond de Selys Longchamps met engelengeduld in zijn kasteel in Borgworm heeft ontworpen? Zijn collectie van duizenden exemplaren vogels en insecten hoeft in niets onder te doen voor de mooiste natuurwetenschappelijke musea. Telkens ik er kom, verlies ik mezelf en ontdek ik soorten die aan mijn beperkte kennis ontsnappen. Het moet gezegd worden, de man die ze verzameld heeft, is een van de grootste geesten van onze tijd. Wanneer hij mij edelmoedig verwelkomt voor lange avonden, keuvelen we, omgeven door die duizenden verstijfde (en toch zo aanwezige!) wezens over onze efemeriden, zoals we het met een kwinkslag zeggen. We wisselen dan de datums uit waarop we de terugkeer van de trekvliegenvanger opmerken, waarop het gesjilp van de zwaluwen weer vanonder de balken van onze stallen beginnen te weerklinken, het gekras van de uil de stilte van de lange winternachten doorbreekt… Hij onderhoudt mij ook over de complexiteit en de kronkelingen van de evolutie van de levensvormen. Ik heb de grote Darwin nooit gekend, maar wat een verhalen kan mijn medeplichtige geleerde vertellen over de ongelofelijke diversiteit aan kleuren, snavels, vluchten en gedragingen. Onze eeuw heeft zich opengesteld voor het perspectief van de tijd. Belust om onze oorsprong en afkomst steeds verder te ontrafelen, graaft de wetenschap in de aarde, tuurt ze de horizon af en detailleert ze alle wezens, levend of dood, klein of groot. Zelfs als “de Natuur zich graag verstopt”, zoals de oude Heraclitus schreef, dan zijn we nu bezig met haar te ontsluieren. Vermetel is hij die denkt aan de Waarheid te kunnen raken, maar wat een nobel doel …